FD: Van arena naar kantoortuin
Rob de Lange en Elfanie toe Laer • FD: Werk & Geld
Van arena naar kantoortuin
Lees het originele artikel op FD online!
Dit weekend begint het Europees kampioenschap voetbal voor vrouwen. In zeven Nederlandse steden wordt drie weken lang gestreden om de Uefa-bokaal. Voor veel van de 'Leeuwinnen', is het hun laatste optreden op het hoogste niveau. Hoe ziet hun toekomst er daarna uit?
Voetballers begonnen vroeger na hun carrière een sigarenzaakje, boksers een sportschool en hockeyers vonden wel ergens een bestuursfunctie. Tot zover het cliché. De werkelijkheid is minder eenduidig.
Jaarlijks nemen in iedere sport tientallen topsporters afscheid van hun passie waar ze gedurende jaren voor hebben geleefd. Soms is dat gedwongen vanwege een hardnekkige blessure, maar meestal omdat ze te oud zijn om nog op het hoogste niveau te presteren. En altijd met het grootste deel van hun (werkende) leven nog voor zich.
Het zwarte gat is voor velen diep en langdurig en op een enkele voetballer of tennisser na, zijn maar weinigen in staat stil te gaan leven van hun verdiensten in de sport. Hoe vind je na een langdurige periode van volledige toewijding een nieuwe carrière? En welke werkgever zit te wachten op een uitgerangeerde sporter zonder opleiding, maar wel met een flink gat in zijn cv? Veelal volgen de teleurstellingen elkaar op bij weer een afwijzing: te weinig opleiding, te weinig werkervaring.
Uitgerangeerd: Welke werkgever zit te wachten op een sporter zonder opleiding?
Sylvia Karres en Arlette van der Meulen-van Cleeff zijn beiden ervaringsdeskundigen. De laatste moest al op twintigjarige leeftijd tophockey opgeven vanwege een ernstige knieblessure. Karres won in 2004 met het Nederlands hockeyelftal olympisch zilver in Athene en werd twee jaar later – als topscorer - wereldkampioen in Madrid. Ze stopte in 2006 en ook zij had moeite haar leven een nieuwe wending te geven. 'Ik was niet meer de spits van Oranje, maar gewoon Syl. Op dat moment werd ik bestormd door vragen die me wel wat slapeloze nachten hebben opgeleverd', zei ze in een interview.
Karres en van der Meulen hebben vorig jaar de Sportmaatschappij opgezet, een organisatie die zich inzet om in samenwerking met het bedrijfsleven actieve en gestopte topsporters te begeleiden naar de maatschappij. Karres: 'Sporters hebben een meerwaarde voor bedrijven. Ze kunnen als rolmodel fungeren, ze hebben een zekere drive en hebben geleerd verlies te incasseren.'
Nederland kent zo'n 5000 professionele sporters, onder wie 1000 voetballers. 700 van hen vallen - gedeeltelijk financieel - onder de hoede van sportkoepel NOC*NSF.
‘Sporters moeten leren dat het er niet om gaat wat ze niet hebben bereikt, maar wat de sport hun heeft gebracht.’
Karres: ‘Sporters hebben een achterstand, maar het is niet handig op je cv een lijstje met niet-afgemaakte studies te zetten. Ze moeten leren dat het er niet om gaat wat ze niet hebben bereikt, maar wat de sport hun heeft gebracht.’ Daarbij is het opvallend hoe terughoudend sporters zijn hun prestaties te noemen. Karres: ‘Sommigen zetten hun sport niet eens op hun cv, omdat ze geen gouden medaille hebben gewonnen.' Van der Meulen vult aan: ‘Ze hebben vaak geen idee wat ze willen. Een jongen als Epke Zonderland die bewust naast het turnen geneeskunde studeert om arts te worden is een uitzondering.’
Het is gedeeltelijk ook een mentale kwestie, denkt Karres: 'Jarenlang wordt alles voor je geregeld en dan moet je opeens zelf je reis plannen. Daarnaast krijgen topsporters tegenwoordig een stipendium. Dat kan mensen een beetje gemakzuchtig maken.'
Vorig jaar stopte het partnerschap tussen Randstad en NOC*NSF ('goud op de werkvloer'), dat sporters ondersteunde in hun verdere loopbaan. Onder andere met steun van ING wil de Sportmaatschappij het gat vullen. De bank is sponsor van de Nederlandse vrouwen die de komende drie weken meedoen aan het EK voetbal en biedt alle dames de mogelijkheid gebruik te maken van de diensten van de Sportmaatschappij.
De intensiteit van topsport is toegenomen met langere trainingsperioden, vaak ver van huis. Er blijft weinig ruimte over naast de trainingen zich bezig te houden met een opleiding of stage. Bovendien eisen coaches begrijpelijkerwijs volledige inzet en aandacht. Veel sporters klagen dat ze na beëindiging van hun loopbaan nog een mailtje krijgen van hun bond waarin ze hartelijk worden bedankt voor bewezen diensten en een doorverwijzing naar de topsport-desk van het UWV. Daarna wordt het stil. Karres: 'De bonden zien wel in dat ze meer energie moeten steken in de nazorg, maar er is meer voor nodig; vandaar onze oproep aan bedrijven om sporters een kans te geven.'
Een van de bedrijven die zich het lot van ex-topsporters aantrekken, is zakelijk dienstverlener Sene uit Haarlem. Mede-oprichter en directeur Arno Stolwijk: 'We willen ze graag, maar niet allemaal. In de loop der jaren hebben wij ons gespecialiseerd in het scannen van mensen. De persoonlijkheid van iemand is doorslaggevend, nooit een cv.'
Het is begrijpelijk dat coaches volledige inzet en aandacht van sporters eisen
Sene heeft al goede ervaringen opgedaan met langeafstandzwemmer Wietse Beerens en voormalig tienvoudig Nederlands kampioen squasher Laurens Jan Anjema, vertelt Stolwijk: 'Het wordt voor bedrijven steeds moeilijker te voorspellen waar ze over een paar jaar zijn en hebben in toenemende mate een kortere horizon. Teams moeten kort-cyclisch presteren. Veranderingstrajecten moeten iedere twee weken kunnen worden bijgestuurd, niet iedere twee jaar. Die methodiek is onze werkwijze en zit in het dna van een topsporter. Los daarvan vinden klanten het gewoon leuk om een voormalig topsporter te ontmoeten.'
Bij Sene, waar zo'n 24 mensen werken, merken ze dat de vroegere helden van de velden in veel gevallen hun eigen kwaliteiten onderschatten. 'Laurens Jan was toch een beetje onzeker. We hebben hem meegenomen naar een klant en zeiden: “observeer deze groep nou maar eens en schrijf je bevindingen op”. Hij kwam terug met een intelligent verslag waar de klant ook werkelijk iets aan had. Het laat zien dat topsporters wel degelijk direct een bijdrage kunnen leveren. Ik zie het zo: iedereen kan een biertje leren tappen, maar niet iedereen weet met de mensen aan de bar om te gaan.'
“Ik blijk goed te kunnen schrijven”
Na een burn-out die het einde van de zwemcarrière van Moniek Nijhuis (29) markeerde, is zij nu hard op zoek naar een nieuwe loopbaan. ‘Mijn wereld staat op z'n kop.’
‘Je leeft in je bubbeltje’, zegt Moniek Nijhuis terugkijkend op haar zwemcarrière. Ze won vele plakken, werd 6e op de Olympische Spelen in Londen en zou als kroon op haar werk stralen tijdens de Olympische Spelen in Rio de Janeiro.
Het liep anders.
‘Door allerlei gebeurtenissen raakte ik een jaar voor de Olympische Spelen mijn trainer kwijt. Ik moest op zoek naar een nieuwe coach en had het gevoel dat ik er helemaal alleen voor stond’, vertelt ze. Nijhuis vertrok naar de Engelse stad Plymouth waar ze ging trainen met Olympisch kampioene Ruta Meilutyte. Het was keihard werken. ‘Natuurlijk, als je je grenzen overschrijdt, word je beter. Maar als je die grenzen blijft overschrijden, komt er een moment dat je niet meer kunt.’ In deze periode waarin ze veel zelf moest regelen en beslissen, liep Nijhuis zichzelf compleet voorbij. Ze kreeg een burn-out en Rio werd een onhaalbaar doel. ‘Het voelde als falen. Ik zat er fysiek en mentaal helemaal doorheen en huilde veel. Ik vroeg me af wat ik waard was zonder zwemmen. Ik identificeerde mezelf alleen maar met de zwemster Moniek.’
Nadat ze de hoop op een comeback in de herfst had opgegeven, realiseerde Nijhuis zich dat ze door moest. Ze ging, op therapeutische basis, aan de slag bij de supermarkt in het dorp waar ze opgroeide, Overdinkel en doorliep een traject bij De Sportmaatschappij.
‘‘Als mij iets wordt gevraagd, zorg ik —bam! bam! bam! — dat het gebeurt’’
Bam! Bam! Bam!
Een halfjaar later is ze op de wegterug. Nijhuis loopt stage bijvitaliteits-coachingsbureau EnergyUp!: ‘Ik blijk goed te kunnenschrijven dus ik schrijf blogs enartikelen en help daarnaast met van alles: van de boekhouding tot het organiseren van projecten. De inhoud van de trainingen die ze geven, ken ik vanuit mijn sportcarrière. Wie weet kan ik ooit zelf gaan coachen. Ze vinden in ieder geval dat ik hard werk: als mij iets wordt gevraagd, zorg ik, Bam! Bam! Bam! dat het gebeurt. Dat ben ik gewend.’
Achteraf gezien had Nijhuis beter begeleid willen worden in het nadenken over haar toekomst. ‘Nadat ik mijn bachelor economie & bedrijfskunde had gehaald, focuste ik weer vol op de sport. Maar ik lag niet de hele dag in het zwembad en, achteraf gezien, had ik best tijd gehad om meer met later bezig te zijn’, zegt ze. Daarin werd ze niet gestimuleerd. ‘Dat zou ten koste gaan van de prestaties, dachten ze.’
Volgens Nijhuis verandert er wel wat: ‘Sporters zijn meer bezig met zelfontplooiing, want iedereen weet: sport is eindig. Ik denk dat het goed is als ze daarbij geholpen worden. Daar ligt een verantwoordelijkheid voor bonden en coaches.
Blijven focussen
‘Tijdens mijn sportcarrière vond ik het heel moeilijk om bezig te zijn met mijn leven na de sport', zegt ex-baanwielrenner Tim Veldt (33). Maar nu heeft hij een nieuwe baan.
Hij heeft zijn wielrenpak omgeruild voor een lichtblauw overhemd en een keurige broek, en schuift aan in de lommerrijke tuin van zijn nieuwe kantoor in het centrum van Haarlem. Hier wordt Tim Veldt Team performance-coach en zal hij, onder de vlag van zijn werkgever Sene, klanten helpen met de aanpak van complexe vraagstukken over verandering en innovatie. ‘Mijn topsportervaring kan waardevol zijn voor het bedrijfsleven, maar dat heb ik wel moeten leren.’
Nadat Veldt tijdens de Olympische Spelen in Rio de Janeiro negende was geworden op het onderdeel omnium, ‘was de rek er een beetje uit.’ Veldt had het gevoel zich niet meer te kunnen ontwikkelen en, zo kopten de kranten, ‘hing zijn fiets aan de wilgen.’
‘Tijdens mijn sportcarrière vond ik het heel moeilijk om bezig te zijn met mijn leven na de sport', zegt Veldt, die voor zijn topsportcarrière van start ging zijn propedeuse management, economie en recht haalde. ‘In aanloop naar de Spelen in Londen had ik een rug blessureen tijd om over de toekomst na te denken, maar zodra ik genezen was, ging ik weer volledig op in die topsport-bubbel.’
Tussen 2012 en 2016 maakte Veldt jaarlijks de keuze of hij doorging met topsport of dat hij zich op zijn maatschappelijke carrière zou gaan richten. Hij koos steeds voor de topsport maar haalde tussendoor wel zijn master sport management aan het Johan Cruyff Instituut. ‘Soms dacht ik: “Ai, wat ga ik hierna doen?” Maar je móet blijven focussen. Dat wilde ik ook, ik had al mijn droombaan gevonden en daarin had ik doelen te verwezenlijken. Alles wat me daarbij afleidde, vermeed ik. Bovendien: als je de betrekkelijkheid van sport gaat realiseren, kun je net zo goed inpakken.’
Passie
Een baan is volgens Veldt zo gevonden, maar het vinden van de juiste baan, dat is lastig voor ex-sporters: 'Topsport doe je met enorm veel passie en de vraag is hoe je die passie opnieuw ontdekt in een maatschappelijke carrière.'
‘‘Ik vond het heel moeilijk om na te denken over een leven na de sport’’
Veldt heeft ook gehoord dat NOC*NSF worstelt met de vraag hoe sporters geholpen moeten worden in de zoektocht naar een geschikte baan na hun sportcarrière. 'Wat de juiste begeleiding is, verschilt per persoon. Voor de een is dat het mogelijk maken om naast de sport te kunnen studeren, voor de ander gaat het juist om de zoektocht daarna.’ Voor Veldt zelf was het na zijn topsportcarrière tijd voor focus op de toekomst. Hij volgde een traject bij De Sportmaatschappij en ontdekte daar nieuw enthousiasme voor een loopbaan buiten de sport. 'Dat heeft mij heel erg geholpen’, zegt hij. 'Achteraf gezien had ik het niet anders gedaan.'
NOC NSF en het pionierswerk
Maurits Hendriks, technisch directeur bij sportkoepel NOC*NSF, laat in een reactie weten dat ‘onze verantwoordelijkheid natuurlijk niet stopt als de topsportloopbaan stopt. Terecht rekenen oud-topsporters op ondersteuning bij het beëindigen van de topsportcarrière en bij de periode daarna.’ Om die reden zegt hij het ‘te betreuren’ dat Randstad eind 2016 het partnership met NOC*NSF heeft beëindigd. ‘Voor ons is Randstad vooral belangrijk geweest als samenwerkingspartner bij de opbouw van het huidige Topsportklimaat.' In de afgelopen twintig jaar hebben ook andere partijen, zoals het ministerie van VWS, het UWV en tal van bedrijven die topsporters in dienst namen, zich nadrukkelijk op de maatschappelijke positie van (oud)topsporters gericht. Maurits benadrukt dat ‘het pionierswerk dat we twintig jaar geleden samen met Randstad hebben ingezet veel kennis en ervaring opgeleverd heeft waardoor wij nu, met nieuwe samenwerkingspartners, weer een stap verder kunnen zetten.’ De sportkoepel legt in de komende maanden de laatste hand aan ‘een structurele aanpak die we samen met VWS opzetten.’ Op basis van individueel maatwerk en met behulp van diverse externe partijen en specialisten moeten de belangrijke voorzieningen die samen met Randstad zijn ontwikkeld, in stand blijven.